Publicatiedatum: 17-07-2021
Inhoud
(1) Inleiding
(2) Gewijzigde wetsvoorstel in strijd met de Awgb.
- Oplossing RvS: Verbreed de doelstelling van het wetsvoorstel
- (a) Bevordering van de volksgezondheid
- (b) Verminderen van het besmettingsrisico
(3) De oorspronkelijke en aanvullende doelstelling van het wetsvoorstel
(4) Onderbouwing uitbreiding doelstelling
- (a) Een niet relevante verwijzing
- (b) Onjuiste interpretatie onderzoek
(5) Wetsvoorstel biedt geen juridische bescherming bij een weigeringsbeleid
- Beoogd: juridische bescherming
- Kritiek: belangenafweging onvoldoende inzichtelijk
- CRvM: zal individueel beroep blijven afhandelen
(6) Vermindert dit wetsvoorstel het besmettingsrisico op kindercentra?
- RVS wijst gedocumenteerd op een blijvend besmettingsrisico
- Initiatiefnemers verwachten afname besmettingsrisico
(7) Tot slot
- Samenvatting
- Conclusie
- Vervolg
(1) Inleiding
Dit deel gaat het over de schriftelijke afronding in de Eerste Kamer van het wetsvoorstel 35049. Dit wetsvoorstel is ingediend door de heer Raemakers (D66) en Van Meenen (D66). Het wetsvoorstel heeft tot doel om kindercentra die dat willen de juridische basis te geven om niet gevaccineerde kinderen de toegang te mogen weigeren. De volledige titel van het wetsvoorstel is:
35 049
Voorstel van wet van het lid Van Meenen tot wijziging van de Wet kinderopvang teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het rijksvaccinatieprogramma
Op de webpagina Wetsvoorstel 35049 Behandeling in Eerste Kamer - onderzoekvaccins https://onderzoekvaccins.nl/wetsvoorstel-35049-behandeling-in-eerste-kamer/ wordt ingegaan op de start van de schriftelijke behandeling van dit wetsvoorstel in de Eerste Kamer. De schriftelijke voorbereiding vindplaats in de commissies van RVS en SZW. De mensen die betrokken zijn bij de schriftelijke voorbereiding van dit wetsvoorstel:
GroenLinks, PvdA - J.E.A.M. Nooren
VVD - R.G. de Bruijn-Wezeman
CDA - G. Prins
GroenLinks - R.R. Ganzevoort
PvdA - J.E.A.M. Nooren
D66 - P.H.J. van der Voort
SP - A.M.V. Gerkens
ChristenUnie - M.J. Verkerk
SGP - P. Scha
Afkortingen
RvS: Afdeling advisering van de Raad van State
Awgb: Algemene wet gelijke behandeling
CRvdM; College voor de Rechten van de Mens
EK: Eerste Kamer
TK: Tweede Kamer
[naar: Inhoud]
(2) Gewijzigde wetsvoorstel in strijd met de Awgb
Bij het in behandeling nemen van het gewijzigde wetsvoorstel (EK-35049-A) heeft de Eerste Kamer aan de RvS om voorlichting (EK-35049-B) gevraagd. De EK wilde weten of de aanpassing van het wetsvoorstel in strijd is met de Awgb. De RvS concludeerde dat het wetsvoorstel een niet gewenst onderscheid maakt op grond van geloof en/of levensbeschouwing:
…”Een transparant weigeringsbeleid dat indirect onderscheid als bedoeld in de Awgb oplevert, is niet gerechtvaardigd op de enkele grond dat dat beleid transparant is.”…
(EK-35049-E – p6 Brief RvS aan EK )
Oplossing RvS: Verbreed de doelstelling van het wetsvoorstel
Volgens de RvS lag de oplossing in de verbreding van de doelstelling van het wetsvoorstel
…”Wanneer het onderscheid zich daarnaast richt op de bevordering van de volksgezondheid in brede zin en het beperken van het besmettingsrisico binnen een kinderopvangcentrum, is een objectieve rechtvaardiging voor het maken van dit indirect onderscheid wel denkbaar.”…
(EK-35049-E – p8 Brief RvS aan EK).
(a)Bevordering van de volksgezondheid
Volgens de RvS is er sprake van de bevordering van de volksgezondheid in brede zin als kan worden aangetoond als dit wetsvoorstel een bijdrage levert aan de bevordering van het vaccineren. Als handreiking verwijst de RvS naar het onderzoek in het rapport “Prikken voor elkaar” van de Commissie Vermeij. Daarin is te lezen (p61) dat 42% van de ouders die hun kind nu niet of niet volledig laten vaccineren inderdaad zal overgaan tot (volledige) vaccinatie.
(EK-35049-E - p7 noot 27 Brief RvS aan EK)
(b)Verminderen van het besmettingsrisico
Wat betreft het verminderen van het besmettingsrisico geeft de RvS aan dat het wetsvoorstel een heel beperkt effect heeft. Ze wijzen daarbij op het besmettingsgevaar buiten de kindercentra. Kinderen nemen dat weer naar kindercentra. Verder wordt de bmr-vaccinatie pas gegeven als kinderen 14 maanden. Tot die tijd zijn ze ongevaccineerd.
[naar: Inhoud]
(3) De oorspronkelijke en aanvullende doelstelling van het wetsvoorstel
In Tweede Kamer is verhogen van vaccinatiegraad geen doel van het wetsvoorstel
Raemakers en Van Meenen (indieners) hebben bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer keer op keer aangeven dat het ze uitdrukkelijke gaat om de kindercentra de juridische dekking te geven om niet-gevaccineerde kinderen te mogen weigeren. De reactie van hen op het advies van de RvS is daar een voorbeeld van.
…”Dat geldt ook voor het feit dat het verhogen van de vaccinatiegraad niet het doel van het wetsvoorstel is. Het doel van het wetsvoorstel is – naast het bieden van een keuzemogelijkheid aan ouders – het zekerheid bieden aan houders van een kindercentrum over de juridisch houdbaarheid van een weigeringsbeleid.”…
(35049-4 p11 -)
Bij de discussie daarna in de Tweede Kamer is het effect van het wetsvoorstel op de vaccinatiegraad en de volksgezondheid wel aan de orde is geweest, maar uitdrukkelijk nooit als onderdeel van de doelstelling.
Bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede kamer vraagt de heer Van der Staaij (SGP):
…”Als de doelstelling ook niet is om de vaccinatiegraad rechtstreeks te verhogen de heer Van Meenen gaf aan dat dat hooguit het gevolg, maar niet het doel is wat is dan wel het doel en daarmee de toegevoegde waarde van de wet?
Het antwoord van de heer Van Meenen (D66) hierop is:
…”Er zijn twee doelen: transparantie en keuzevrijheid voor ouders.”…
(Bron Handelingen Tweede Kamer: h-tk-20192020-51-9 (p7)
In Tweede Kamer is veiligheid geen rechtstreeks doel van het wetsvoorstel
De heer Van der Staaij (SGP) vraagt ook:
“Is die veiligheid nu wel of niet een rechtstreeks doel van dit wetsvoorstel?”
De heer Van Meenen (D66) antwoord hierop:
“Nee, dat is geen rechtstreeks doel.”
(Bron Handelingen Tweede Kamer: h-tk-20192020-51-9 (p15)
Interessant is wat de indieners hier later over schrijven in de Nadere memorie van antwoord bij de schriftelijke behandeling in de Eerste Kamer (EK-35049-L p2).
Hierin staat dat in eerste instantie bescherming van de volksgezondheid niet in de doelstelling is opgenomen omdat Raemakers voorzag dat..
…”…de discussie vooral zou gaan over de mate waarin als gevolg van het wetsvoorstel een verhoging van de vaccinatiegraad te verwachten zou zijn.”…
Met andere woorden de discussie over dat punt zou nu eerst in de TK gevoerd moeten worden. Een stap in het democratische proces wordt zo overgeslagen. En dat door D66 met de “D” van democratie in de naam.
Uitbreiding doelstelling wetsvoorstel in Eerste Kamer
Nadat de RvS de senatoren heeft laten weten dat het wetsvoorstel in strijd is met de Awgb stemmen ze in met het uitbreiden van de doelstelling van het wetsvoorstel.
…”De initiatiefnemers hebben er geen enkele moeite mee om zich voor de rechtvaardiging van het indirect onderscheid, die voor het wetsvoorstel is vereist, mede te baseren op de bescherming van de volksgezondheid.”…
(Bron: EK-35049-G - De Appreciatie p4)
Dit herhalen ze nog een keer in Nadere memorie van antwoord (laatste zin 2e alinea p2):
…”Toen ook de Afdeling advisering daarop wees, hebben de toenmalige initiatiefnemers het beschermen van de volksgezondheid als tweede doelstelling aan het wetsvoorstel ten grondslag gelegd.
(Bron: EK-35049-L - Nadere memorie van antwoord p 2)
Opportunisme kan niet beter worden aangetoond. De indieners zullen daar zeker anders over denken.
[naar: Inhoud]
(4) Onderbouwing uitbreiding doelstelling
De uiteindelijke versie van de onderbouwing met betrekking tot de uitbreiding van de doelstelling is te lezen in de reactie van de indieners op aanvullende vragen van de leden van de Eerste Kamer:
…”(1*) In de tweede plaats omdat hij voorzag dat bij bescherming van de volksgezondheid de discussie vooral zou gaan over de mate waarin als gevolg van het wetsvoorstel een verhoging van de vaccinatiegraad te verwachten zou zijn. Dat was bij het aanhangig maken van het wetsvoorstel nog onduidelijk.
(2) Daarom bleef het bij de voorzichtige uitspraak in de memorie van toelichting, dat een gevolg van het wetsvoorstel zou kúnnen zijn dat meer ouders, die nu nog twijfelen over het deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma, hun kinderen laten vaccineren; en dat dit in het belang van de volksgezondheid zou zijn.
(3) Later bleek uit een onderzoek dat de Commissie-Vermeij heeft laten uitvoeren dat bijna de helft van de ouders die hun kind nu niet of niet volledig laten vaccineren dat alsnog gaat doen als dat vereist is om tot een kindercentrum toegelaten te worden.
(4) Toen ook de Afdeling advisering daarop wees, hebben de toenmalige initiatiefnemers het beschermen van de volksgezondheid als tweede doelstelling aan het wetsvoorstel ten grondslag gelegd.”…
Bron: (EK-35049-L - Nadere memorie van antwoord p2)
* nummers zijn in deze webversie toegevoegd.
Hier volgen drie opmerkingen met betrekking tot deze toelichting. Elke opmerking wordt voorafgegaan door het betreffende stukje uit het bovenstaande citaat.
(A) Een niet relevante verwijzing
In het citaat wordt uitgelegd waarom hij (Raemakers) niet eerder in de Tweede Kamer gezondheid en veiligheid als doestelling heeft opgenomen.
…”(1) In de tweede plaats omdat hij voorzag dat bij bescherming van de volksgezondheid de discussie vooral zou gaan over de mate waarin als gevolg van het wetsvoorstel een verhoging van de vaccinatiegraad te verwachten zou zijn. Dat was bij het aanhangig maken van het wetsvoorstel nog onduidelijk.”…
Bron: (EK-35049-L - Nadere memorie van antwoord p2)
Het wetsvoorstel is ingediend op 3-10-2018. Op 1 juli 2019 is het eindrapport van de Commissie Vermeij door Staatssecretaris Paul Blokhuis samen met staatssecretaris Van Ark (SZW) in ontvangstgenomen. Drie maanden later op 11-10-2019 wordt de kabinetsreactie naar de Tweede Kamer gezonden. Dat is weliswaar na het indienen van het wetsvoorstel maar ruim voor de plenaire behandeling in de Tweede Kamer op 6-2-2020. Uit de citaten in paragraaf drie blijkt dat het wetsvoorstel niet tot doel heeft om de vaccinatiegraad te verhogen. Ook de veiligheid was in die fase geen rechtstreeks doel volgens de heer Van Meenen. De informatie uit het rapport van de Commissie Vermeij was toen nadrukkelijk geen reden om de doelstelling van de wet te verbreden. (Bron Handelingen Tweede Kamer: h-tk-20192020-51-9 (P7 en p15)
(B) Onjuiste interpretatie onderzoek
… “(3) Later bleek uit een onderzoek dat de Commissie-Vermeij heeft laten uitvoeren dat bijna de helft van de ouders die hun kind nu niet of niet volledig laten vaccineren dat alsnog gaat doen als dat vereist is om tot een kindercentrum toegelaten te worden.”…
Bron: (35 049, L - Nadere memorie van antwoord p2)
De 42% waarin sprake is in het onderzoek dat de Commissie-Vermeij wordt door de indieners vertaald naar “bijna de helft”.
Bron afbeelding: Eindrapport van Commissie-Vermeij (p61)
De betrokken bewindslieden (de minister van SZW en de staatssecretaris van VWS wijzen de senatoren er fijntjes op dat Raemakers en Van Meenen de leden van de Eerste Kamer hier een onjuiste voorstelling van zaken voorschotelen.
…”Dit percentage is echter van toepassing op de situatie dat de overheid een landelijke maatregel treft, waarbij bij alle kinderopvangorganisaties deelname aan het RVP een voorwaarde is om toegelaten te worden, niet een maatregel waarbij individuele kinderopvangorganisaties een weigeringsbeleid kunnen voeren. Die laatste vraag is wel gesteld in hetzelfde onderzoek en dan antwoordt 8% van de ouders het kind alsnog te laten vaccineren, als de kinderopvangorganisatie individueel als voorwaarde voor toelating stelt dat het kind volledig moet deelnemen aan het RVP.”…
(Bron: EK-35049-N – Brief bewindslieden n.a.v. vragen leden Eerste Kamer p9)
Het gaat dus niet om 42% maar om 8%. Verder wijzen de betrokken bewindslieden op het kleine aantal respondenten (N=36). Hierdoor is met een zekerheid van 95% vast te stellen dat het percentage tussen de 0% en 17% zal liggen.
De initiatiefnemers hebben de senatoren op dit punt onjuist geïnformeerd over de mogelijke invloed van het wetsvoorstel op de vaccinatiegraad en daarmee op de invloed op de bevordering van de volksgezondheid in brede zin. Omdat 0% binnen de bandbreedte ligt kan de bijdrage op die invloed dus ook nihil zijn.
[naar: Inhoud]
(5) Wetsvoorstel biedt geen juridische bescherming bij een weigeringsbeleid
Beoogd: juridische bescherming
De indieners geven aan dat als deze wet er komt dat
…”Het gevolg daarvan is, dat voor een belangenafweging door de rechter of het College voor de Rechten van de Mens geen ruimte meer is.”
(Bron: 35049-L p6 Nadere Memorie van Antwoord)
Kritiek: belangenafweging onvoldoende inzichtelijk
De bewindslieden van SZW en VWS wijzen er juist op dat een beroep bij het college van de rechten van de mens wel mogelijk blijft. Indirect onderscheid bij vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is een optie. De belangenafweging moet wel inzichtelijk worden gemaakt. Dat is volgens het kabinet nog onvoldoende gebeurd, zoals hierboven is uiteengezet.
…” Dat betekent dat er ruimte bestaat voor een belangenafweging in een concrete situatie, door de rechter of het College voor de Rechten van de Mens."...
(Bron: EK-35049-N p10)
CRvM: zal individueel beroep blijven afhandelen
Om opheldering te krijgen over dit verschil van inzicht heeft de EK dit voorgelegd aan het College voor de Rechten van de Mens (Bron: EK-35049-P)
De reactie is helder (Bron: EK-35049-Q). Het College zal elk individueel beroep in behandeling nemen en daar een uitspraak over doen. Artikel 1.49a geeft kindercentra de mogelijkheid om een vaccinatie-eis in te voeren, maar verplicht daar niet toe.
…”Indien een kindercentrum een dergelijke eis gaat hanteren geldt de gelijkebehandelingswetgeving dus onverkort en is het College bevoegd. Ook het ingevoegde derde lid van artikel 1.49a zal daaraan geen afbreuk doen.”…
Dit is een streep door de verwachte juridische houdbaarheid van het wetsvoorstel.
[naar: Inhoud]
(6) Vermindert dit wetsvoorstel het besmettingsrisico op kindercentra?
Het beperken van het besmettingsrisico is onderdeel van het uitbreiden van de doelstelling van het wetsvoorstel. Maar is daar een substantielel bijdrage van te verwachten?
RVS wijst gedocumenteerd op een blijvend besmettingsrisico
De RvS geeft aan dat kinderen jonger dan 14 maanden (nog) niet zijn gevaccineerd tegen mazelen, de meest besmettelijke infectieziekte. Zij kunnen ook elders geïnfecteerd raken en vervolgens kinderen uit dezelfde leeftijdscategorie binnen het kinderopvangcentrum besmetten. Dat komt omdat de groepsimmuniteit veel minder goed werkt binnen kinderopvangcentra. De RvS wijst daarbij naar de volgende documenten:
- RIVM, «Een ondergrens voor de vaccinatiegraad in Nederland», Bijlage bij Kamerstukken II, 2019/20, 32 793, nr. 450 (brief van de regering, kabinetsreactie op advies «Prikken voor elkaar»), p. 3;
- T. Kloosterman en E. Hofstra, «Vaccinatiegraad crèche zegt niks over besmettingsrisico», Medisch Contact, nr. 15 (2017), p. 21.
- Zie ook het advies van de Afdeling bij het initiatiefwetsvoorstel, Kamerstukken II, 2018/19, 35 049, nr. 4, para. 5b.
(Bron: 35049-E p6 + noot 29 Voorlichting van de RvS)
Initiatiefnemers verwachten afname besmettingsrisico
In hun reactie (appreciatie) op de voorlichting van de RvS beweren de indieners zonder verdere onderbouwing stellig dat:
…”Verwacht mag worden dat ook het besmettingsrisico op kindercentra erdoor zal afnemen”…
(Bron: EK-35049-G p2 De appreciatie van de initiatiefnemers)
Heb je het hele dossier tot je beschikking dan kan je vaststellen dat deze verwachting niet meer is dan wensdenken is. De senatoren die zich beperken tot deze informatie kunnen dan een positiever beeld ontwikkelen dan op basis van de feiten is gerechtvaardigd. Dat is kwalijk omdat grondrechten in het geding zijn.
[naar: Inhoud]
(7) Samenvatting – conclusie - vervolg
Samenvatting
Het gewijzigde wetsvoorstel voldoet niet aan de Awgb (EK-35049-E], tenzij het wetsvoorstel zich ook richt op (1) de bevordering van de volksgezondheid in brede zin door een bijdrage te leveren aan de vaccinatiegraad en (2) het beperken van het besmettingsrisico binnen een kinderopvangcentrum.
De bewindslieden van VWS en SZW wijzen er op dat dit wetsvoorstel een geschatte bijdrage levert aan de vaccinatiegraad. tussen de 0% en 17%. Dat is heel wat minder dan de 42% waar de initiatiefnemers vanuit zijn gaan.
Ook zal het wetsvoorstel de interne veiligheid op kindercentra niet vergroten. Kinderen krijgen hun bmr-vaccin pas als ze 14 maanden zijn. Verder kan het wetsvoorstel niet voorkomen dat kinderen buiten kindercentra besmet raken.
De zo gewenste juridische bescherming bij het voeren van een weigeringsbeleid wordt niet door het wetsvoorstel afgedwongen.
Het College voor de Rechten van de Mens is daar helder in (Bron: 35049-Q). Elk individueel beroep zullen ze in behandeling nemen en daar een uitspraak over doen.
Conclusie
De indieners zouden met de uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens het wetsvoorstel moeten terugtrekken.
Doen ze dit niet dan is er technisch en inhoudelijk zo veel aan te merken op dit wetsvoorstel de EK niet zou mogen passeren.
We gaan het zien bij de mondelingen behandeling van dit wetsvoorstel in de Eerste Kamer.
Vervolg – de gang naar de mondelinge afhandeling in de EK
In de commissie vergadering van 18 mei 2020 geven de commissies van VWS en SZW aan dat ze dit wetsvoorstel voor het zomerreces willen afhandelen. De datum wordt uiteindelijk vastgesteld op 29-06-2021
Op 21-06-2021 vragen de initiatiefnemers om de behandeling aan te houden. Ze willen eerst de reactie van de bewindslieden van SZW en VWS afwachten op hun brief (EK-35049-R). Daarin vragen ze of het RIVM kan nagaan wat het risico is op clustering van kinderen die niet gevaccineerd zijn. Hierdoor kan het infectierisico’s toenemen. Het lijkt er op dat de initiatiefnemers de onderbouwing en de bewijslast bij de bewindslieden neerleggen. In een brief van 25-06-2021 van de EK naar Raemakers en Van Meenen geven ze aan verrast te zijn door het verzoek om uitstel een week voor de plenaire behandeling. Ze willen binnen 4 weken (dus voor 23-07-2021) weten wanneer dat rapport van het RIVM is te verwachten.
Een datum voor de mondelinge behandeling moet weer opnieuw worden vastgesteld.
[naar: Inhoud]
* * * * *
Naar: Homepage Onderzoekvaccins
Naar: Facebook onderzoekvaccins
Naar: Telegram Channel Onderzoekvaccins
Like of volg deze Facebookpagina en/of het Telegram Channel en u wordt op de hoogte gehouden van nieuwe publicaties op deze website.