Publicatiedatum 29-09-2020:
De kopjes in hoofdletters zijn in de web versie toegevoegd voor de leesbaarheid.
Update 15-02-2021:
Toegevoegd de reactie voorzitter EK vergadering 06-10-2020.
Geachte mevrouw Jorritsma.(VVD),
Geachte heer Cliteur. (FvD),
Geachte mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV),
Geachte commissieleden van VWS en SZW van de genoemde fracties in de Eerste Kamer,
Het Initiatiefwetsvoorstel-Raemakers en Van Meenen dat op 18 februari 2020 door de Tweede Kamer is aangenomen ligt nu ter behandeling bij de Eerste Kamer. Het voorbereidend onderzoek door de Eerste Kamercommissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) vindt plaats op 29 september 2020. Bij deze wil ik u wijzen op een aantal opmerkingen mijnerzijds. Mogelijk herkent u deze of inspireren ze u.
De tegenstemmers in de Tweede Kamer kunnen in de Eerste Kamer het Initiatiefwetsvoorstel niet tegenhouden. Ik richt mij tot u omdat u het verschil kunt maken.
Opmerkingen:
- A. Uit het advies van de Raad van State blijkt dat het voorliggende initiatiefwetsvoorstel in principe in strijd is met de grondwet. De Raad van state stelt voor de doelstelling van het wetsvoorstel te verbreden. Het zou zich ook moeten richten op de bevordering van de volksgezondheid en beperking van het besmettingsrisico binnen een kinderopvang. Moet zo’n principiële aanvulling ook door de Tweede Kamer worden geaccordeerd?
- B. Legitiem doel. De onderbouwing van de initiatiefnemers van de verbreding (bevordering volksgezondheid en beperking van het besmettingsrisico op kindercentra) schiet te kort.
- C. Proportionaliteit. Er is geen evenwichtige belangenafweging. Niet elk extra gevaccineerd kind op het kindercentrum zal per definitie daar de veiligheid doen toenemen. Het kan zelfs afnemen.
- D. De bewering in de Memorie van Toelichting, dat onomstotelijk vast staat dat vaccins veilig zijn, is onjuist. Het is misschien voor velen aannemelijk maar het RIVM heeft mij laten weten dat het RIVM en het CBG niet in staat zijn dat met wetenschappelijk onderzoek te onderbouwen.
- E. Uitvoeringsproblemen zijn te verwachten omdat in de initiatiefwet niets is geregeld over de administratieve afhandeling. Er is ook niets geregeld over het gebruik van de hardheidsclausule. Gelijke gevallen kunnen daardoor ongelijk worden behandeld.
In de onderstaande toelichting wordt hier op ingegaan.
Toelichting
Ad A) Moet zo’n principiële aanvulling ook door de Tweede Kamer worden geaccordeerd?
Volgens de Raad van State rechtvaardigt de doelstelling van het huidige wetsvoorstel het indirect onderscheid niet
In de brief van de Raad van State van 17 juni 2020 aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal staat dat de doelstelling (transparantie) van het voorliggende voorstel van wet op zichzelf een onvoldoende passende en zwaarwegende doelstelling vormt om het maken van indirect onderscheid in de zin van de Awgb te kunnen rechtvaardigen.
De Raad van State geeft aan welke aanpassing noodzakelijk is:
…”Wanneer de doelstelling verbreed zou worden en zich naast het doel om transparantie te bieden ook zou richten op de bevordering van de volksgezondheid en beperking van het besmettingsrisico binnen een kinderopvangcentrum, is een dergelijke rechtvaardiging wel denkbaar.”
Verbreding van de doelstelling van het wetsvoorstel is noodzakelijk volgens de Raad van State
De Raad van State geeft een richtlijn waaraan de verbreding van de doelstelling moet voldoen:
…” Daartoe is noodzakelijk dat de wetgever een adequate en inzichtelijke afweging maakt van de verschillende belangen die in het geding zijn, waarin de toelaatbaarheid van het indirect onderscheid op grond van godsdienst of levensovertuiging (mede) in het licht van het belang van de gezondheid generiek gerechtvaardigd wordt.”…
Initiatiefnemers stellen dat doelstelling breder is dan het beeld van de Raad van State
In hun reactie (appreciatie) op het advies van de Raad van State schrijven de initiatiefnemers:
…”Uiteraard rechtvaardigt een toelatingsbeleid als hiervoor bedoeld niet het indirecte onderscheid dat ermee gepaard gaat, louter omdat dat beleid transparant is. Dat is ook nooit door de initiatiefnemers beweerd. De initiatiefnemers hebben consequent de bescherming van de rechten en vrijheden van ouders en van hun kinderen naar voren gebracht als het legitieme doel dat vereist is voor een objectieve rechtvaardiging van indirect onderscheid.”…
De Reactie van de initiatiefnemers is niet Consistent
De initiatiefnemers spreken zich tegen. In de Memorie van toelichting (blz. 6) staat dat het de initiatiefnemers met het wetsvoorstel uitsluitend gaat om een keuzemogelijkheid voor ouders te creëren en het bereiken van transparantie.
…”De initiatiefnemer is het met het College eens, dat ook de bescherming van de gezondheid, in het bijzonder van de in een kindercentrum verblijvende kinderen, een legitiem doel is. Dat is echter, anders dan het College kennelijk heeft aangenomen, niet het primaire doel van het wetsvoorstel. Dat is beperkt tot het creëren van een keuzemogelijkheid voor ouders. Als dat anders zou zijn, en het wetsvoorstel zou er bijvoorbeeld toe strekken om in het belang van de volksgezondheid te bepalen dat álle kindercentra een beleid moeten voeren dat ertoe leidt dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend personeelsleden en kinderen worden toegelaten die aantoonbaar deelnemen aan het vaccinatieprogramma, dan had ook de vraag aan de orde kunnen komen of dat doel die wet rechtvaardigt en of die wet passend en noodzakelijk is om dat doel te bereiken. Het voorliggende wetsvoorstel gaat echter niet zo ver. Immers, het legitieme doel is het bereiken van transparantie voor ouders op de kinderopvangmarkt.
Complexe redenering initiatiefnemers
Ook bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel is dit keer op keer verdedigd. De focus van de Raad van State op transparantie is dus begrijpelijk. En de initiatiefnemers slagen er niet in dit te weerleggen aan de hand van beschikbare documenten die een rol hebben gespeeld in het debat in de Tweede Kamer. De initiatiefnemers komen met een complexe redenering die gaat over de bescherming van de rechten en vrijheden en gekoppeld wordt aan de richtlijn 2000/78/EG om zo de link met de bescherming van de volksgezondheid te leggen.
Beeld van de Raad van State wordt niet weerlegd door de initiatiefnemers
Deze redenering is gekoppeld aan de bewering van de initiatiefnemers dat ze consequent de bescherming van de rechten en vrijheden van ouders en van hun kinderen naar voren hebben gebracht als het legitieme doel. Waar echter voortdurend de nadruk op heeft gelegen en wat centraal in de discussie heeft gestaan is het legitieme doel om transparantie te bereiken voor ouders op de kinderopvangmarkt.
Betekent het Verbreden van de conclusie dat het wetsvoorstel terug naar de tekentafel moet?
De Raad van State concludeert dan ook dat verbreding van de doelstelling noodzakelijk is. Deze verbreding verandert het karakter van het initiatiefwetsvoorstel. De verbreding kan niet worden afgedaan met de reactie op het advies van de Raad van State. Ook de Tweede Kamer zou zich hierover weer moeten buigen. Gezien de vele onvolkomenheden, waarvan er hierna een paar worden toegelicht, is terug naar de tekentafel een voor de hand liggende optie.
Ad B) De onderbouwing van de initiatiefnemers van de verbreding schiet te kort.
Raad van State illustreert verwachting met onderzoek
De Raad van State geeft aan dat indirect onderscheid te rechtvaardigen is omdat te verwachten is dat sommige ouders hun kind laten vaccineren zodra het kinderdagverblijf een weigeringsbeleid gaat voeren. De Raad van State wijst in voetnoot 27 op het volgende (35049 E blz 6/8):
…”Die veronderstelling lijkt op zich reëel, zo blijkt uit het rapport van de Commissie Vermeij: Commissie kinderopvang en vaccinatie, ‘Prikken voor elkaar. Kinderopvang en vaccinatie: een zorg van overheid en maatschappij’, bijlage bij Kamerstukken II, 2018/19, 31322/32793, nr. 389, p. 61. Onderzoek zien dat 42% van de ouders die hun kind nu niet of niet volledig laten vaccineren inderdaad zal overgaan tot (volledige) Vaccinatie.”…
Resultaat slechts gebaseerd op reactie van 15 van den 36 personen
Wat niet wordt vermeld in de voetnoot maar wel in het rapport is te lezen, is dat dit percentage is gebaseerd op slechts 36 respondenten. Per saldo gaat het om 15 personen.
Hoe relevant dat onderzoek ook is het is niet geschikt om de conclusie te dragen die er door de Raad van State aan wordt gegeven. Daarvoor is aanvullend representatief onderzoek nodig van voldoende grootte. Nu is bijvoorbeeld niet duidelijk wat per saldo het effect is. Ouders die nu niet tot de onderzochte deelgroep behoren kunnen ook solidair zijn met de ouders die hun kind niet laten inenten. Als zij ook het kindercentrum verlaten en de groep kinderen tot 14 maanden wordt daar relatief groter dan neemt de onveiligheid op het kindercentrum toe.
De initiatiefnemers beperken zich in hun toelichting(35049 G blz. 5) tot het overnemen van de hiervoor genoemde illustratie van de Raad van State. Hiermee schiet de onderbouwing van de uitbreiding van de doelstelling te kort.
Ad C) Geen evenwichtige belangenafweging: niet elk extra gevaccineerd kind op het kindercentrum zal per definitie daar de veiligheid doen toenemen. Het kan zelfs afnemen.
Het RIVM (https://lci.rivm.nl/richtlijnen/mazelen bij onderdeel Preventie) geeft aan dat na de eerste BMR-vaccinatie bij 5% geen immuniteit optreedt. Dit wordt primair vaccinfalen genoemd.
Het is dus niet zo dat elk extra gevaccineerd kind op het kindercentrum per definitie de veiligheid zal doen toenemen. De veiligheid kan zelfs afnemen. Stel een kind dat immuun is voor mazelen het kinderdagverblijf moet verlaten. Daarvoor in de plaats komt een gevaccineerd kind dat door vaccinfalen niet immuun is. Door deze substitutie is het op het kinderdagverblijf zelfs onveiliger geworden.
De initiatiefnemers lijken zich hier te bedienen van een plausibel ogende bewering zonder dit nader te onderbouwen of te kwantificeren. Door alleen het wenselijke te benadrukken wordt de schijn gewekt dat geen gedegen en evenwichtige belangenafweging heeft plaatsgevonden
Deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma speelt een dominante rol in de belangenafweging, terwijl de rol van immuniteit hieraan ondergeschikt lijkt te zijn.
Ad D) De onjuiste bewering in de Memorie van Toelichting dat vast staat dat vaccins veilig zijn.
In de toelichting bij het wetsvoorstel, (35049 nr. 3 blz. 1) staat letterlijk: “ terwijl er onweerlegbaar bewijs is dat vaccinaties veilig zijn”. De Stichting Vaccinvrij heeft bij het Ministerie van VWS, en het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) een WOB-verzoek ingediend om de wetenschappelijke onderzoeken aan te leveren die de veiligheid van (combi)vaccins kunnen bewijzen. Het ging daarbij om onderzoeken die voldeden aan het wetenschappelijke criterium van grootschalig, dubbelblind placebo-gecontroleerd. De onderzoeken die aan de Stichting Vaccinvrij zijn geleverd zijn ook aan mij verstrekt, omdat ik een soortgelijke problematiek aan het RIVM had voorgelegd met betrekking tot het Bof, Mazelen en Rodehond (BMR)-vaccin. Een schokkend feit is dat er geen enkel onderzoek bij zat met betrekking tot het BMR-vaccin. Het RIVM heeft zelfs toegegeven dat zij niet in staat is de veiligheid van het BMR-vaccin met wetenschappelijk onderzoek te onderbouwen. Twee citaten uit de email van 28 december 2018 van het RIVM aan mij gericht:
“Het RIVM en het CBG waren toen bezig met het uitwerken van een WOB-verzoek van de Stichting Vaccinvrij dat een soortgelijke vraag bevatte. Afgesproken is toen om dit materiaal te gebruiken als antwoord op de door u gestelde vragen. Later bleek dat het materiaal van het RIVM geen enkel onderzoek bevatte dat betrekking had op bmr-vaccins M-M-R II of M-M-RVAXPRO.”
“Dit betekent dat noch het RIVM noch het CBG in staat is de veiligheid van het BMR-vaccin met wetenschappelijk onderzoek te onderbouwen.”
Bron: zie bijlage A in : https://onderzoekvaccins.nl/reactie-op-verder-met-vaccineren/
Dit bericht van het RIVM en het CBG staat haaks op de formele reactie van het ministerie van VWS dat er voortdurend onderzoek wordt gedaan naar de veiligheid en dat de fabrikanten van vaccins verplicht zijn de effecten van vaccins te monitoren. Overtuig u zelf. Vraag naar 3 of 5 grootschalig, dubbelblind placebo-gecontroleerde en openbaar toegankelijke onderzoeken die betrekking hebben op de veiligheid van het BMR-vaccin en DKT(P)-vaccin. Het wetenschappelijk bewijs is er niet.
Mocht deze wet worden aangenomen dan is het om deze technische reden van belang dat die zinsnede in Memorie van toelichting “terwijl er onweerlegbaar bewijs is dat vaccinaties veilig zijn” wordt geschrapt.
Ad E) Uitvoeringsproblematiek: administratieve afhandeling en hardheidsclausule
Het toepassen van De hardheidsclausule is niet geregeld
In paragraaf 4 van de Memorie van Toelichting staat:
…” De initiatiefnemer verwacht dat als gevolg van het wetsvoorstel een aanzienlijk deel van de kindercentra een beleid zal gaan voeren dat ertoe leidt dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend kinderen en personeelsleden worden toegelaten die deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma.”…
De hardheidsclausule die vorm is gegeven door de zinsnede “uitsluitend of nagenoeg uitsluitend” is verder niet uitgewerkt. De wijze van melding, toetsing en vastlegging met betrekking tot de toepassing van deze hardheidsclausule is niet geregeld. Wat bij het ene kindercentrum op grond van deze hardheidsclausule kan worden toegestaan kan op een ander kindercentrum worden geweigerd. Zo kunnen gelijke gevallen ongelijk worden behandeld. Dat is onwenselijk.
DE administratieve afhandeling en de privacy is niet geregeld
Verder is in het initiatiefwetsvoorstel niets geregeld over de administratieve afhandeling en de privacy. De bewijsvoering, registratie en controle bij de toelatingsprocedure kan per kindercentrum gaan verschillen. Wat op het ene kindercentrum voldoende zal zijn, kan op een ander kindercentrum als onvoldoende worden aangemerkt. Dat moet worden voorkomen.
Hoe de administratieve afhandeling ook vorm gaat krijgen de kosten zullen toenemen. Die kunnen worden doorberekend, maar het kan ook ten koste van de reguliere zorg gaan. Dit laatste komt de algemene veiligheid op een kindercentrum niet ten goede. Dat kan dapper worden ontkend, maar daarmee voorkom je dit niet
Tot slot.
Hoewel het volgens de Raad van State gaat om een mild ingrijpende maatregel wil dat nog niet zeggen dat de kwaliteit van de voorgesteld wetswijziging niet aan dezelfde strenge eisen moet voldoen als bij ingrijpende maatregelen. Het is nu een lappendeken aan het worden met open einden en een reëel risico op juridische conflicten.
Ik wens u wijsheid toe bij de behandeling van dit initiatiefwetsvoorstel.
Een reactie wordt op prijs gesteld maar is niet noodzakelijk.
Met vriendelijke groet
Freek Visser
06-10-2020 Reactie Eerste Kamer
Bij de vergadering van de Eerste Kamer op 06-10-2020 is deze brief met griffienummer 166458.03 opgenomen in de lijst van ingekomen stukken. De Voorzitter van de Eerste Kamer stelt voor de ingekomen geschriften voor kennisgeving aan te nemen.
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20202021-4-10.html
(Zie: item 10 Lijst van ingekomen stukken)
* * * * *
Naar: Procesgang activiteiten : zie wetsvoorstel EK
Naar: Homepage
Naar: Facebook onderzoekvaccins
Like of volg deze Facebookpagina en u wordt op de hoogte gehouden van nieuwe publicaties op deze website.